Als kind heb ik alles van dichtbij meegemaakt
Ik ben 81 jaar oud. In 1941 geboren te Djokjakarta,…
Het was de bersiap-periode augustus/september 1945 in Ambarawa (Midden-Java). Wij, drie gezinnen, bewoonden (als buitenkampers) een woning aan de rand van de kampong (inlandse wijk). In die eerste weken na het einde van de oorlog, arriveerde mijn oom (een volbloed Nederlander), net uit het kamp, om zijn echtgenote op te halen en hij logeerde dus bij ons. Op een avond werd bij er bij ons aan de voordeur gebonsd en een Maleise stem klonk gebiedend: ‘Meneer, kom naar buiten, je krijgt je salaris!’
Hevig geschrokken verzamelden we ons bij de voordeur. Mijn oom werd door zijn vrouw omarmd, toen de deur met een knal openzwaaide. Een viertal gewapende pemoeda’s stormde binnen en trokken mijn oom uit de armen van mijn tante. De leider, met een Japanse sabel in de hand, sloeg mijn oom op zijn (kale) hoofd, het bloed spoot alle kanten op. We waren als versteend van angst. Iedereen riep: ‘Ampoen ampoen’ (genade genade). Hij werd uit het huis gesleurd, want hij bleek namelijk vóór de oorlog gevangenisbewaarder te zijn en werd door zijn ‘eigen gevangenen’ herkend. Hij werd in zijn ‘eigen’ gevangenis opgesloten. Door de uitrukkende Engelsen is hij ten slotte bevrijd. Bij vertrek naar Holland nam hij van ons afscheid met de mededeling ‘dat hij nooit meer terug zou keren naar dit ondankbaar volk’…. Hadden ze ons niet altijd ingeprent dat wij brengers waren van vrede en beschaving? Opmerkelijk is het wel dat zijn kleinzoon later naar Ambarawa is getogen.
Ron L. Mertens