‘Van blijdschap en door emotie overmand kon hij het nieuws niet verwerken’
Dankzij het boek Revolusi heeft mijn geboorteplaats Bandung meer betekenis…
Mijn vader, oud-KNIL militair sprak weinig over de tijd die hij had doorgebracht in Nederlands-Indië. Het enige wat hij erover zei: ‘Nederlands-Indië is werkelijk een mooi land’. Overdag was hij werkzaam bij Philips Eindhoven, vertoefde met mij op Pasar Malams en onderhield zijn contacten in de Indische/Molukse Gemeenschap, ging naar tal van bijeenkomsten van oud-KNIL militairen.
Ik weet me één keer te herinneren. Hij bereidde zich dan goed voor, goed gekleed met het speldje van de Drie Pagoden op zijn colbert om naar zo’n bijeenkomst te gaan. Maar zweeg verder wat hij daar weer zou meemaken. Ik vroeg op één of andere manier iets en kreeg een verhaal te horen over zijn tijd dat hij daar aan de Birma-Siam spoorweg werkte. Eigenlijk van vlak daarna. Hij keek me doordringend aan en vertelde me dat hij feitelijk als krijgsgevangene door de atoombommen bevrijd werd van ‘de Jap’, bevrijd van krijgsgevangenschap. Hij was weer vrij man.
Echter eenmaal vrij, weg uit het kamp trof hij een pemoeda – daar kwam het op neer, die hem vrijwel direct bestormde, gewapend met een bamboespeer. Mijn vader schrok zich ongelukkig, niet wetend wat hem gebeurde, en werd bijna overvallen en overmeesterd door deze jongeman van een jaar of twintig. Wanneer ‘de Jap’ notabene hem niet beschermd had, zou hij gedood zijn door deze jongeman. Gedesillusioneerd kwam hij weg van deze jongeman. Ditmaal geholpen door ‘de Jap’, die hem in het kamp de meest vreselijke ontberingen had laten doormaken. Wat precies, daar sprak hij niet over. Daar had hij ’s nachts alleen last van door trauma’s en nachtmerries.
Vrijheid was voor hem plots zeer relatief. Hij begreep er niets van. Hij was toch in opdracht van de Nederlandse overheid voor Orde en Veiligheid In Nederlands-Indië geweest? Nu plots overvallen door een pemoeda die hem dood wenste voor eigen vrijheid, onafhankelijk van Nederland, strevend naar de Republik Indonesia, zo begreep hij later. Hij voelde zich verraden door Nederland, dat hem in de kou heeft laten staan. ‘Ongewenst Nederlander’ zoals hij wel eens liet horen rondom de Dodenherdenking van 4 mei.
Maar nu was hij klaar met zijn verhaal en ging hij naar zijn bijeenkomst. Het is de enige keer geweest, dat hij me echt een kort verhaal vertelde over De Oost. Hij huilde, zeer verdrietig, de wanhoop in zijn ogen, boos… Maar na dit verhaal, zei hij me: ‘vertel het maar niet aan je moeder, want zij vindt dat ik hierover niet met jullie mag praten’. Hij trok zijn jas aan, zei me goedendag en wandelde de deur uit op weg naar de bus.