‘Mijn vader stelde als bestuursambtenaar alles in het werk voor orde en welvaart’
Mijn naam is Herry Schoevers. Ik ben Indischman, geboren op…
Mijn moeder en een vriendin woonden, met allebei een zoon, in oktober 1945 in de Opakstraat in Soerabaja. Alles verliep rustig, tot een Japanse officier zich meldde. Die vriendin sprak redelijk goed Japans. De officier raadde hen aan zo snel mogelijk Soerabaja te verlaten. Japanse militairen wilden dat alle blanken en alle christenen vermoord zouden worden. ‘Ga weg, dames,’ zei hij.
Een paar avonden later kwamen er oudere Madoerezen bij ons langs, met de boodschap dat ze ons naar de Britse militairen bij het Darmo ziekenhuis zouden brengen. ‘Daar bent u veilig voor de moordende jongeren,’ zeiden ze.
Bij het wisselen van de wacht, ging er een gegil op, gekrijs, gevloek, gescheld, geren, paniek! ‘De Brits-Indische soldaten kwamen vrijen,’ zeiden onze moeders. Wij lagen op zaal, op de grond. Het gehuil hoor ik nog, ik heb er nog altijd last van. Er waren veel abortussen in 1946.
De Britten brachten ons toen op ons verzoek naar Singapore. Wij melden ons bij de Nieuw Amsterdam, voor vervoer naar Nederland. Mijn moeder liet bij het Rode Kruis een bericht achter voor mijn vader, mocht hij het overleefd hebben. De vriendin bleef, want zij wilde eerst weten of haar man het overleefd had. Later heb ik haar nog eens opgezocht in Den Haag.